Algemeen

Deze paragraaf geeft informatie over de mate waarin de gemeente in staat is financiële tegenvallers op te vangen.
In het ‘Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten’ is aangegeven dat het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de weerstandscapaciteit en alle niet-kwantificeerbare risico's.

  • De weerstandscapaciteit bestaat uit de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken respectievelijk niet voorziene daling van inkomsten te compenseren.
  • Niet gekwantificeerde risico's zijn gebeurtenissen waaraan geen bestuurskeuze ten grondslag ligt en waarvoor geen voorzieningen zijn gevormd en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot het balanstotaal of de financiële positie.

In de paragraaf zijn opgenomen:

  • het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's
  • een inventarisatie van de weerstandscapaciteit
  • een inventarisatie van de risico's
  • de ratio weerstandsvermogen.

De raad is er verantwoordelijk voor dat de begroting in continuïteit sluitend is. Een precies sluitende begroting zonder weerstandsvermogen betekent echter dat er geen ruimte is voor tegenvallers, waardoor de uitvoering van de programma’s in gevaar kan komen. Een financiële buffer is daarom noodzakelijk. Hoe groot die buffer moet zijn, hangt af van het risicoprofiel van de gemeente. Factoren hierbij zijn onder andere de sociale structuur, de groeipotenties en de interne bedrijfsvoering.

Vermogenspositie

Om een inzicht te geven in de vermogens- en liquiditeitspositie van de gemeente is hieronder de verwachte balans per 1 januari 2016 en 2017 gegeven.

Balans per 1 januari 2016 en 2017 (bedragen x € 1.000)

ACTIVA

1-1-2016

1-1-2017

PASSIVA

1-1-2016

1-1-2017

Vaste activa

Eigen vermogen

Materiële en immateriële

99.683

101.987

Algemene reserves

30.784

29.745

Bestemmingsreserves

29.039

24.384

Financiële

11.223

9.886

Dekkingsreserves

29.216

30.012

Totaal eigen vermogen

89.039

84.141

Voorzieningen

11.296

8.790

Langlopende schulden

5.456

3.682

Vlottende passiva

5.115

15.260

Totaal netto vaste activa

110.906

111.873

Totaal passiva

110.906

111.873

Kengetallen financiële positie Best*

Op grond van artikel 11 van het Besluit Begroting en Verantwoording zijn gemeenten verplicht om onderstaande kengetallen op te nemen in begroting en jaarrekening. Met behulp van deze kengetallen kan een indicatie worden gegeven van onze financiële positie.

Ten tijde van het samenstellen van deze begroting, waren er geen normen voorhanden op basis waarvan een kwalificatie gegeven kan worden van onze financiële positie. Ook een vergelijk met andere gemeenten was nog niet mogelijk omdat andere gemeenten ook voor het eerst bovenstaande kengetallen verzamelen met ingang van begroting 2016.

Onder de tabel is een korte uitleg opgenomen per kengetal:

Begroting 2016

  Verloop van de kengetallen

Kengetallen

Rekening 2014

Begroting 2015*

Begroting 2016

Netto schuldquote

6,6%

27,6%

24,8%

Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

-6,5%

21,6%

14,3%

Solvabiliteitsratio

80,0%

80,0%

80,0%

Structurele exploitatieruimte

3,5%

0,9%

0,6%

Grondexploitatie

60,7%

78,2%

78,9%

Belastingcapaciteit

94,3%

93,9%

92,7%

Netto schuldquote: dit kengetal biedt inzicht in het niveau van de schulden ten opzichte van de eigen middelen en wordt uitgedrukt in een percentage. Hoe lager het percentage is, hoe gunstiger de financiële positie is.  Het percentage van 24,8% betekent dat er weinig schuld is.

Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen: dit kengetal wordt berekend overeenkomstig de netto schuldquote, vermeerderd met leningen aan openbare lichamen, woningbouwcorporaties, deelnemingen en overige verbonden partijen. Dit kengetal houdt ook rekening met de risico's die gelopen worden bij voornoemde partijen. Hoe lager het percentage is, hoe gunstiger de financiële positie is. Het percentage van 14,3% betekent dat er, inclusief de correctie voor de verstrekte leningen weinig schuld is.

Solvabiliteitsratio: dit kengetal geeft inzicht in hoeverre we in staat zijn om aan de financiële verplichtingen op lange termijn te voldoen. Berekend is  het eigen vermogen gedeeld door het totale vermogen, uitgedrukt in een percentage. Hoe hoger het percentage, hoe beter  we in staat zijn om aan onze toekomstige financiële verplichtingen te voldoen. Of, anders gesteld: hoe hoger ons eigen vermogen is ten opzichte van het totale vermogen hoe beter we in staat zijn om onze verplichtingen op de lange termijn na te komen. Met solvabiliteitsratio van 80% zijn wij in de toekomst goed in staat om aan onze financiële verplichtingen te voldoen.

Structurele exploitatieruimte: dit kengetal berekent de structurele baten minus lasten, gecorrigeerd met structurele mutaties in reserves gedeeld door de totale baten gecorrigeerd met structurele mutaties in reserves uitgedrukt in een percentage. Hoe hoger het percentage hoe meer ruimte er is voor het doen van structurele uitgaven. In financieel opzicht moet ernaar worden gestreefd om structurele lasten zoveel mogelijk af te dekken door structurele baten. Een positief percentage geeft aan dat sprake is van een gezonde balans tussen de structurele uitgaven en de structurele baten.

Grondexploitatie: dit kengetal geeft de verhouding weer tussen de waarde van gronden ten opzichte van de totale baten exclusief mutaties in de reserves. Om te kunnen beoordelen wat de waarde van dit kengetal is, is een norm noodzakelijk. Deze norm is nu nog niet voorhanden. Kosten vanwege grondexploitaties worden verwerkt in de waarde van de gronden. Bij verkoop van gronden wordt de waarde van de gronden met de opbrengsten verlaagd. Bij het investeren in grondexploitaties wordt het percentage van dit kengetal verhoogd (=risicoverhoging), bij de verkoop van gronden treedt een verlaging op (=risicoverlaging). Gesteld kan worden: hoe lager het percentage, hoe lager het financiële risico is.  In Best zijn diverse grondexploitaties in ontwikkeling.

Belastingcapaciteit: dit kengetal vergelijkt de lokale lastendruk van een gezin in Best met gemiddelde WOZ-waarde voor ozb, rioolheffing en afvalstoffenheffing met de landelijke lastendruk gezin met gemiddelde WOZ-waarde voor ozb, rioolheffing en afvalstoffenheffing en drukt dit uit in een percentage. Een percentage van minder dan 100% betekent dat de lokale lastendruk lager is dan de landelijk gemiddelde lastendruk.

*De berekende kengetallen in de kolom "begroting 2015" zijn gebaseerd op de primitieve begroting 2015 zoals vastgesteld op 10 november 2014.

Weerstandscapaciteit

De beschikbare weerstandscapaciteit van de gemeente is als volgt opgebouwd:

  • onbenutte belastingcapaciteit onroerende-zaakbelasting (OZB)
  • budget voor het doen van onvoorziene uitgaven
  • vrije algemene reserve
  • overige algemene reserves, onder gelijktijdige voorwaarde dat bij onttrekking aan deze reserves ombuigingen in de exploitatie moeten plaatsvinden om het gemis aan bespaarde rente op te vangen
  • stille reserves: zijnde het verschil tussen de actuele liquidatiewaarde en de boekwaarde van activa.

In de onderstaande tabel is de beschikbare weerstandscapaciteit weergegeven:

Weerstandscapaciteit

Bedrag x € 1.000

Jaarlijkse exploitatie :

Onbenutte belastingcapaciteit OZB
Stelpost voor onvoorziene uitgaven

3.303
   46

Totaal weerstandscapaciteit in de jaarlijkse exploitatie

3.349

Vermogenssfeer per 1 januari 2016:
Vrije algemene reserve
Overige algemene reserves (jaarlijkse rentebaten ca. € 1miljoen)
Stille reserves

6.585
24.200
2.245

Totaal weerstandscapaciteit in de vermogenssfeer

33.030

Voor het afdekken van risico's wordt alleen de weerstandscapaciteit in de vermogenssfeer gebruikt. De ontwikkeling van deze capaciteit staat in grafiek 2.

Toelichting

Onbenutte belastingcapaciteit onroerende-zaakbelastingen (OZB)

Voor de OZB wordt door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de zogenaamde artikel 12-norm gehanteerd. Dit is het OZB-tarief dat een gemeente minimaal moet hanteren om in aanmerking te komen voor een artikel 12-uitkering. In de meicirculaire 2014 wordt hiervoor een normpercentage van 0,1790% van de WOZ-waarde aangegeven. De onbenutte belastingcapaciteit OZB betreft het verschil tussen het in de gemeente geldende tarief en het normtarief voor artikel 12-gemeenten.

Norm artikel 12-gemeenten

€ 4.423.914.000

x 0,1889%

€ 8.357.000

woningen eigenaren

€ 3.053.213.000

x 0,0996%

-€ 3.041.000

niet-woningen gebruikers

€ 660.305.000

x 0,1310%

-€ 865.000

niet-woningen eigenaren

€ 710.396.000

x 0,1616%

-€ 1.148.000

€ 5.054.000

Onbenutte belastingcapaciteit OZB

€ 3.303.000

Onvoorzien

De gemeente raamt deze stelpost op 0,6% van de algemene uitkering uit het gemeentefonds (basis 2015) minus een bedrag van € 50.000, dat voortvloeit uit de bezuinigingstaakstelling in 2011. Vanaf 2016 wordt het budget voor onvoorziene uitgaven geïndexeerd. Deze stelpost bedraagt in 2016 € 46.000.

Vrije algemene reserve

De vrije algemene reserve is een reserve waarvoor de gemeenteraad nog geen besteding heeft vastgelegd. Deze is niet bestemd voor dekking van bepaalde risico's of verplichtingen. Het saldo van deze reserve bedroeg per 1 januari 2015 € 7.529.680 (exclusief resultaat 2014).
De belangrijkste mutaties in 2015 en volgende jaren zijn:

  • toevoeging rekeningresultaat 2014 € 469.000
  • eenmalige bijdrage aan stichting Abocuna: € 150.000
  • bijdrage in de kosten van aanleg van de Slowlane € 1.017.000
  • uitvoering raadsbesluit Terraweg € 330.000
  • stimulering duurzaamheid Best € 200.000
  • doorontwikkeling organisatie € 400.000
  • diverse investeringen investeringsprogramma 2015/2016 € 685.000.

Bespaarde rente wordt niet voor structurele dekking in de begroting van baten en lasten aangewend, maar wordt toegevoegd aan deze reserve. Hierdoor is er sprake van een reëel vrije reserve. Dat wil zeggen dat bij aanwending van deze reserve er geen nadelige gevolgen zijn voor het begrotingssaldo.

Overige algemene reserves

Deze reserves zijn opgebouwd uit de algemene bodemreserve, de reserve grondexploitatie en de algemene reserve met inkomensfunctie. De door de reserve gegenereerde – bespaarde – rente wordt gebruikt als structureel dekkingsmiddel. Deze rente komt dus volledig ten gunste van de exploitatie en doet daarom dienst als dekkingsmiddel. Uitgangspunt is dat deze reserves zoveel mogelijk in stand worden gehouden omdat aanwending van deze reserves onmiddellijke gevolgen heeft voor het begrotingssaldo.

De belangrijkste onttrekking (in 2015) uit de algemene reserve met inkomensfunctie betreft de dekking van de lasten van diverse projecten ten behoeve van de modernisering van de openbare verlichting.

Stille reserves

Er is sprake van een stille reserve wanneer de actuele liquidatiewaarde van een actief hoger is dan de boekwaarde die gebaseerd is op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Het gaat hierbij om alle activa die niet voor de openbare dienst bestemd zijn.
Voorbeelden hiervan zijn:

  • landbouwgronden, die (nog) niet in bouwgrondexploitaties zijn opgenomen
  • gebouwen, waaronder woningen

De stille reserves zijn als volgt berekend:

Landbouwgronden

Landbouwgronden die verpacht worden :

379.206 m²  à  € 5,50

€ 2.085.633

Boekwaarde per 1-1-2016

€ 26

Verschil

€ 2.085.607

Gebouwen

Willem Alexanderpark 11:

WOZ-waarde

€ 371.000

Boekwaarde per 1-1-2016

€ 211.532

Verschil

€ 159.468

€ 2.245.075

Risicoanalyse

Management samenvatting

Per 1 september 2015 is een nieuwe risicoanalyse uitgevoerd.

De risicoanalyse wijst uit dat het nieuwe ratio 2,2 bedraagt met de classificatie 'uitstekend'. Dit is een daling ten opzichte van het laatste ratio in de 1e tussentijdse rapportage 2015 (2,7). Indien het ratio onder de vastgestelde norm van 2 komt, neemt de raad aanvullende besluiten. Een aanvullend besluit is dus niet noodzakelijk. Grafiek 1 geeft het verloop van het ratio vanaf 2012.

Grafiek 1

Deze notitie is als volgt opgebouwd:

  1. Risicogebieden
  2. Kwantificeren van risico’s
  3. Ratio weerstandsvermogen

1 Risicogebieden

De kwantificeerbare risico's zijn afgedekt door vorming van voorzieningen. Deze risico's blijven buiten beschouwing. De volgende niet-gekwantificeerde risico's moeten worden bezien in relatie tot de weerstandscapaciteit:

  • ontwikkeling autonome groei en woningbouwrealisatie
  • open eindregelingen in het sociaal-maatschappelijke domein
  • gemeenschappelijke regelingen
  • door de gemeente verstrekte of gewaarborgde geldleningen
  • milieu, inclusief bodemsanering
  • aansprakelijkheid en schadevergoedingen
  • werkloosheidsuitkeringen en wachtgeldverplichtingen van eigen personeel
  • molen de Volharding
  • grondexploitatie algemeen
  • Centrumplan
  • de Vleut

Het aantal risicogebieden is gelijk gebleven ten opzichte van de 1e tussentijdse rapportage 2015. Hieronder een korte toelichting per risicogebied.

Ontwikkeling autonome groei (toename aantal inwoners en woningen) en woningbouwrealisatie
Het raadsbesluit 'scenario's grondexploitatie en bouwprogrammering' (18 maart 2013) gaat uit van een toename van gemiddeld 160 woningen per jaar met een groeimodel voor 2015 van 125 opleveringen.
Indien de geraamde woningen niet worden gerealiseerd, ontstaat een begrotingstekort door lagere baten.

Ter indicatie: 100 woningen minder betekent ongeveer 240 inwoners minder. Voor de algemene uitkering betekent dit een verlaging van ongeveer 340 x € 500 = € 170.000. Voor de bouwleges betekent 100 woningen minder een lagere opbrengst van ongeveer € 190.000.

De ontwikkeling van het aantal woningen en inwoners in 2015 en de verwachting tot en met 2019 zijn opgenomen in tabel 1.

Tabel 1: feitelijke en verwachte ontwikkeling van woningen en inwoners

gem. woning-

aantal

toename *

aantal

toename

bezetting

woningen

inwoners

01-01-2015

2,3884

11.952

28.737

205

56

01-01-2016

2,3684

12.157

28.793

160

132

01-01-2017

2,3484

12.317

28.925

160

126

01-01-2018

2,3284

12.477

29.051

160

120

01-01-2019

2,3084

12.637

29.171

* toename: 2015 incl. 80 nieuwe woonfuncties

e onzekerheid van de baten op basis van de woningrealisatie en van het aantal inwoners is opgenomen als risicogebied. De schattingen van de kans en de hoogte van het financiële risico voor dit risicogebied zijn ten opzichte van de 1e tussentijdse rapportage 2015 niet gewijzigd.

Open eindregelingen in het sociaal-maatschappelijke domein

Het Rijk laat de regelingen in het sociaal-maatschappelijke domein taakstellend uitvoeren door de gemeente. Daarvoor verstrekt het Rijk budgetten gebaseerd op de feitelijke kosten in het voorafgaande jaar. De mogelijkheid bestaat dat de bijdragen vanuit het Rijk onvoldoende zijn om de kosten te dekken. Indien het aantal cliënten of de zwaarte van de zorg in een bepaald jaar toeneemt, bestaat het risico op een tekort. Dit type regelingen noemen we open eindregelingen. Een voorbeeld van een open eindregeling is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

Vanaf 1 januari 2015 met een looptijd van vier jaar worden de verdeelsystematiek van het inkomensdeel van de Participatiewet en de landelijke normbedragen gewijzigd. Hierdoor valt het doelbudget (voorlopig) ongeveer 10% lager uit dan in 2014.
In de loop van 2015 komen nog aanpassingen in het doelbudget. Pas eind 2015 is het feitelijke doelbudget voor boekjaar 2015 duidelijk. Welke consequenties er voor boekjaar 2016 en daarna zijn, is nog onzeker. Het risico op onvoldoende budget is daarom nog niet goed in te schatten. Overigens is een vangnetregeling voor gemeenten ("vangnet uitkering") opgesteld om eventuele tekorten op het doelbudget van het inkomensdeel van de Participatiewet voor de jaren 2015 en daarna te ondervangen. Dit vangnet zorgt ervoor dat het risico beperkt is.
Voor uitvoering  van de Participatiewet wordt in de arbeidsmarktregio het Regionaal Werkbedrijf gevormd dat een belangrijke rol speelt bij de uniforme werkgeversbenadering en het plaatsen van uitkeringsgerechtigden op geschikte arbeidsplekken. Eind 2015 zal het Regionaal Werkbedrijf als netwerkorganisatie fungeren. De financiële consequenties voor de programmabegroting 2016 zijn op dit moment nog niet helder.

Door de decentralisaties van rijkstaken naar de gemeente van Jeugdzorg, uitbreiding Wmo en Participatie zijn de risico's toegenomen. De nieuwe doelgroepen vereisen vaak meer en duurdere zorg en ondersteuning. In 2015 is nog sprake van een overgangsjaar naar de nieuwe werkmethodiek per 1 januari 2016. De eerste schattingen voor  het aantal cliënten en de benodigde ondersteuning in 2016 zijn gemaakt. Op basis daarvan zijn er geen overschrijdingen van budgetten (Jeugdzorg en Wmo) te verwachten. Er zitten echter nog veel onzekerheden aan de schattingen vooral als het gaat om het aantal nieuwe cliënten. Om de risico's te beperken is een aantal beheersmaatregelen genomen (bijvoorbeeld: regionale samenwerking en aanbesteding).

In 2014 is op verzoek van de gemeenteraad één reserve sociaal domein (stand per 1 januari 2016: € 1,8 miljoen) gevormd. De bestemmingsreserve heeft als doel om het risico voor het gehele sociaal-maatschappelijke domein inclusief de onverwachte operationaliseringskosten van de drie decentralisaties te ondervangen. De genomen beheersmaatregelen en de bestemmingsreserve dekken de risico's voor het gehele sociaal-maatschappelijke domein voor de korte termijn voldoende af. Dit risicogebied leidt niet tot een benodigde weerstandscapaciteit en komt niet voor op de onderstaande risicokaart.
Mochten zich in de toekomst structurele tekorten voordoen, dan treedt wel een risico op. In dat geval moeten er onmiddellijk maatregelen worden genomen in de exploitatiebegroting. Structurele tekorten mogen we immers niet dekken uit de reserves, maar enkel door structurele bezuinigingen en/of structurele extra baten. Daardoor ontstaat een sluitende exploitatiebegroting.

In verband met de bestemmingsreserve sociaal domein is dit risicogebied niet in de risicoanalyse opgenomen. Dit komt overeen met de vorige risicoanalyse opgenomen in de 1e tussentijdse rapportage 2015.

Gemeenschappelijke regelingen
Op grond van gemeenschappelijke regelingen is de gemeente mede financieel verantwoordelijk voor tekorten bij onder meer:

  • Werkvoorzieningsschap De Dommel (WSD)
  • Metropoolregio Eindhoven (MRE voorheen SRE)
  • Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (VRBZO)
  • Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB)
  • GGD Zuidoost-Brabant

In de paragraaf Verbonden partijen van de programmarekening 2014 zijn de financiële posities van de gemeenschappelijke regelingen aangegeven.

De WSD voert voor de gemeente de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) als een aflopende regeling uit. Vanaf 1 januari 2015 is de Wsw niet meer toegankelijk voor nieuwe klanten. Dit betekent dat de oorspronkelijke Wsw-populatie jaarlijks met ongeveer 6% afneemt. Dit vraagt om hervorming van de sociale werkvoorziening WSD. In het licht van de Participatiewet en het regionale werkbedrijf is voor 2015 en 2016 een transitieovereenkomst actueel. Momenteel wordt onderzocht wat de positie van de WSD na 2016 kan zijn.

De risico's bij de transitie van de Metropoolregio Eindhoven (MRE) zijn niet meegenomen. Daarom volgt een korte toelichting.
De regioraad heeft 26 juni 2013 ingestemd met het transformatieplan MRE (SRE). Het transformatieproces is ingezet. In de MRE-begroting 2015 zijn aanpassingen doorgevoerd aan de nieuwe structuur. Ook is de bijdrage per inwoner verlaagd. De vrijgevallen middelen zijn in de gemeentebegroting gereserveerd voor subregionale taken.
Op dit moment is duidelijk dat de financiële consequenties, die het transformatieplan SRE met zich meebrengen, waarschijnlijk kunnen worden opgevangen met de vrijgevallen middelen uit de verlaging van de inwonersbijdrage.

De Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (VRBZO) heeft zich vastgelegd op een bezuinigingstaakstelling van 20% in 2018 ten opzichte van de gemeentelijke bijdragen in 2014. Op dit moment is de Veiligheidsregio bezig met de uitwerking van de toekomstvisie Brandweerzorg. Als de VRBZO de beleidsmatige keuzes niet voldoende afstemt met de bezuinigingstaakstelling, ontstaat een financieel risico.

De situaties bij de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) en de GGD Zuidoost-Brabant geven geen aanleiding tot een bijstelling van de risicoanalyse. De Omgevingsdienst kent financiële risico's indien zij de taakstellende bezuiniging van 3% niet halen.

De schattingen voor de kans en de hoogte van dit risicogebied als geheel zijn ten opzichte van de 1e tussentijdse rapportage 2015 gelijk gebleven.

Door de gemeente verstrekte of gewaarborgde geldleningen

  • Borgstellingen leningen aan instellingen en (voormalig) personeel

Om de financieringsmogelijkheden van derden te verruimen, kan de gemeente besluiten om borg te staan voor bepaalde geldleningen. De som van de rechtstreeks door onze gemeente gewaarborgde geldleningen bedraagt per 1 januari 2016 € 3.206.652 (was € 3.031.151 per 1-1-2015). De oorzaak van de toename is het verstrekken van een nieuwe borgstelling van € 300.000 ten behoeve van Abocuna voor de renovatie van 't Tejaterke aan de Max de Bossusstraat.

De gemeente kan worden aangesproken om (voor een deel) aan de rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen, indien de geldnemer hier niet meer toe in staat is. Het risico dat de gemeente hierop financieel nadeel leidt, schatten we laag in. Dit doen we omdat de leningen zijn verstrekt in hypothecair verband.
Tot en met 31 augustus 2015 zijn geen aanspraken op de gemeentegarantie bekend.

  • Achtervangfunctie Nationale Hypotheekgarantie

In de vergadering van 26 september 1994 heeft de raad besloten om per 1 januari 1995 deel te nemen aan de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW). Deze stichting verstrekt met ingang van deze datum garanties voor het verkrijgen van eigen woningen: de Nationale Hypotheekgarantie (NHG). Vanaf 1 januari 2011 is de achtervangfunctie voor de gemeente vervallen. Dit betekent dat de gemeente op nieuwe leningen vanaf die datum geen risico's meer loopt.

Over de afgesloten leningen tot en met 2010 bedraagt het saldo (op de onder Nationale Hypotheekgarantie in Best verstrekte leningen)
€ 176.000.000 (1.032 garanties) per 1 januari 2015. Het WEW rapporteert jaarlijks in juli over de actuele situatie per 1 januari van betreffend jaar. Het WEW spreekt bij structurele betalingsproblemen eerst de schuldenaars op basis van hypotheekrecht zelfstandig aan. Daarna worden eventueel  de aanwezige buffers van het WEW aangesproken. De kredietwaardigheid van het WEW wordt door de erkende kredietwaardigheidsbeoordelaars beoordeeld met de hoogst mogelijke rating.

Mocht desondanks blijken dat de buffers van het WEW onvoldoende zijn, dan kan de gemeente worden verplicht om samen met het Rijk renteloos achtergestelde leningen te verstrekken (achtervangfunctie 50% gemeente, 50% het Rijk). Het risico dat de gemeente financieel verliezen oploopt als gevolg van deze regeling wordt zeer laag ingeschat. Bovendien neemt dit risico af omdat op bestaande leningen wordt afgelost, terwijl er vanaf 2011  geen nieuw risicodragend kapitaal meer bijkomt.
Tot en met 31 augustus 2015 zijn geen aanspraken vanwege onze achtervangpositie bekend.

  • Achtervangfunctie Waarborgfonds Sociale Woningbouw

Naast de hiervoor genoemde gewaarborgde geldleningen, heeft de gemeente voor bepaalde leningen ook nog een zogenaamde achtervangfunctie. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (W.S.W.) staat borg voor een aantal geldleningen (schuldrestant per 1 januari 2015
€ 57.479.000). Als geldleners niet aan hun betalingsverplichting kunnen voldoen, kan het risicovermogen van het W.S.W. worden aangesproken. Indien dit onverhoopt niet voldoende is, kunnen de afzonderlijke deelnemers (de geldnemers) worden aangesproken voor het zogenaamde obligo. Als dit niet voldoende blijkt te zijn, treedt de achtervangfunctie van de gemeente en het Rijk in werking. De gemeente kan dan worden verplicht, om samen met het Rijk renteloze geldleningen te verstrekken aan het W.S.W.. Wij achten het risico op financiële verliezen op grond van deze regeling minimaal.
Tot en met 31 augustus 2015 zijn geen aanspraken vanwege onze achtervangpositie bekend.

  • Verstrekte geldleningen

De gemeente heeft in het verleden aan diverse partijen geldleningen verstrekt. De restantschuld van deze leningen bedraagt per 1 januari 2016
€ 11.145.000 (in 2015 € 9.026.000 excl startersleningen). Deze leningen zijn grotendeels gewaarborgd door de Stichting Waarborgfonds Sport en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw. Voor de overige leningen is het kredietrisico beperkt door het vestigen van hypothecaire zekerheid.
Tot en met 31 augustus 2015 worden geen verliezen op deze leningportefeuille verwacht.

  • Algemeen: risicobeheersing op geldleningen en borgstellingen

Periodiek beoordeelt de gemeente de financiële cijfers van de partijen, waaraan geldleningen of borgstellingen zijn verstrekt, met als doel eventuele toekomstige betalingsproblemen in te schatten. Samen met de tegenpartij werkt de gemeente maatregelen uit om het risico op financieel verlies te beperken.

Indien een risico op de (gewaarborgde) geldleningen werkelijk tot schade leidt, geeft dat extra kosten over een langere periode. De impact beperkt zich niet tot 1 jaar, maar kan een lange periode omvatten afhankelijk van de resterende looptijd van de geldleningen.

De schattingen van de kans en de hoogte van het financiële risico voor dit risicogebied zijn ten opzichte van de laatste risicoanalyse in de 1e tussentijdse rapportage 2015 niet gewijzigd.

Milieu inclusief bodemsanering
Bij het verlenen van (milieu)vergunningen bestaat in algemene zin een kans op een claim, indien een partij op juridische gronden nadeel ondervindt van een vergunningsbesluit. De kans is laag en de hoogte van dit financiële risico is moeilijk in te schatten.

De gemeente voert regelmatig onderzoek naar de bodemkwaliteit uit. De resultaten van dit onderzoek zijn in kaart gebracht. De locaties, waarbij overigens sprake is van een lichte tot matige verontreiniging, zijn doorgegeven aan de provincie. De provincie heeft deze locaties een lage urgentie toegekend.
Plaatselijke verontreinigingen worden ten laste van de grondexploitatie gesaneerd. Op twee locaties is bodemverontreiniging aangetroffen. De sanering staan gepland in de tweede helft van 2015 en 2016.
Bij een locatie betreft het een verontreiniging van het grondwater tussen de Kapelaan J.A. Heerenstraat en de Nieuwstraat. Het betreft stoffen die gerelateerd kunnen worden aan de activiteiten van de voormalige chemische wasserij aan de Kapelaan J.A. Heerenstraat. Het gaat om een grote hoeveelheid verontreinigd grondwater die gesaneerd moet worden. De kosten van de sanering en de verdeling hiervan over de betrokken partijen (veroorzaker, rijk, provincie, gemeente) brengen we nog in kaart.
Op en in de nabijheid van de locatie voor woonwagenbewoners aan de Terraweg is op een drietal plaatsen bodemvervuiling geconstateerd. Op advies van de GGD is een van de plaatsen afgezet met een hekwerk. Over de wijze van de sanering is overleg gevoerd met de provincie en de woningbouwvereniging 'thuis. De geschatte kosten zijn inzichtelijk gemaakt en in de programmabegroting opgenomen. Op basis van de genomen beheersmaatregelen verwachten we geen andere kosten.

De schattingen van de kans en de hoogte van het financiële risico voor het risicogebied milieu inclusief bodemsanering zijn ten opzichte van de vorige risicoanalyse in de 1e tussentijdse rapportage 2015 niet gewijzigd.

Aansprakelijkheid en schadevergoedingen
Gemeenten worden soms aansprakelijk gesteld door burgers en bedrijven. Dit heeft dan vooral betrekking op feitelijke handelingen van de gemeente, zoals het wegbeheer en het beheer van gemeentelijke accommodaties. Sinds de introductie van de zogenaamde risicoaansprakelijkheid van de wegbeheerder is het voor de gedupeerden veel eenvoudiger om de wegbeheerder aansprakelijk te houden voor schade, die het gevolg is van onvoldoende wegbeheer.
Een andere vorm van schade is vermogensschade: dit zijn kosten die verband houden met vernietigde bestuurlijke besluiten. Indien een besluit in beroep is vernietigd, staat de aansprakelijkheid van de gemeente, die het vernietigde besluit heeft genomen, vast.

De gemeente heeft zich verzekerd tegen een aantal vormen van schade en aansprakelijkheid.
De dekking voor personen- en zaakschade is € 5.000.000 per aanspraak maximaal tot € 10.000.000 per verzekeringsjaar. Het eigen risico bedraagt € 2.500 per aanspraak.
De gemeente is tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd tot een maximum van € 2.500.000 per aanspraak resp. tot een maximum van
€ 5.000.000 per verzekeringsjaar. Het eigen risico bedraagt € 2.500 per aanspraak.
Daarnaast is er een werknemersverzekering met een verzekerd bedrag tot een maximum van € 5.000.000 per aanspraak en maximaal tot € 10.000.000 per verzekeringsjaar. Het eigen risico bedraagt € 250 per aanspraak bij zaakschade. Bij letselschade is er geen eigen risico.
De gemeente is voor brand- en diefstalschade aan gemeentelijke opstallen en inventaris verzekerd voor bedrag van € 104.729.044. Het eigen risico bedraagt € 2.500 per gebeurtenis.
Vooral de eigen risicobedragen en de eventuele onderverzekering vormen een risico voor de gemeente, dat niet in de begroting is opgenomen.

De schatting van de hoogte van het financiële en de schatting van de kans, dat het risico daadwerkelijk optreedt, zijn ongewijzigd.

Werkloosheidsuitkeringen en wachtgeldverplichtingen van eigen personeel

  • WW, bovenwettelijke WW en wachtgeldverplichtingen

De uitkeringsperiode bij werkloosheid is afhankelijk van het totale arbeidsverleden en kan momenteel maximaal 38 maanden duren. Alleen in de situatie dat een medewerker ontslag wordt verleend op basis van reorganisatie of ongeschiktheid, komt deze in aanmerking voor een aanvullende bovenwettelijke WW uitkering.

Omdat gemeenten financieel gezien ‘eigenrisicodrager’ zijn, komen de kosten van de werkloosheidsuitkering voor rekening van de gemeente. Het is voor de individuele medewerker belangrijk om niet te belanden in een werkloosheidssituatie, maar ook de gemeente heeft een nadrukkelijk financieel belang om zich in te spannen om werkloosheid te voorkomen. De gemeente voert zelf de regie op de re-integratie van medewerkers die werkloos worden.

  • Aftreden politieke ambtsdragers

Wethouders hebben bij aftreden, ongeacht de reden hiervan, altijd recht op een uitkering. De uitkeringsduur is gelijkgesteld aan de WW uitkeringsduur van maximaal 3 jaar en twee maanden. Een uitzondering kan voorkomen wanneer een wethouder in een tijdsbestek van 12 jaar meer dan 10 jaar het wethouderschap heeft uitgeoefend en ouder is dan 55 jaar. De uitkeringsduur wordt dan verlengd tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Voor lopende wachtgeldverplichtingen ten behoeve van gewezen wethouders is een voorziening getroffen.
De gemeente loopt risico voor nieuwe gevallen waarbij wethouders aftreden. Zoals hiervoor is aangegeven, is de grootte van het risico afhankelijk van het arbeidsverleden.

  • Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)

Medewerkers die na twee jaar ziekte meer dan 35% arbeidsongeschikt zijn, kunnen een arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgen. De WIA bestaat uit twee regelingen. De regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) is er voor personen, die nog gedeeltelijk kunnen werken. Personen, die helemaal niet meer kunnen werken, krijgen een uitkering op basis van de Inkomensvoorziening Volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA). Er geldt een loondoorbetalingsverplichting bij volledige arbeidsongeschiktheid voor een periode van twee jaar. Zowel medewerkers als werkgever zijn gebaat bij maatregelen die bijdragen aan de beheersing van het ziekteverzuim en bij inspanningen om medewerkers waar mogelijk tijdig te re-integreren.

Voor de regeling WGA kan de gemeente kiezen om “eigenrisicodrager” te worden. Er wordt nu een gedifferentieerde premie betaald aan de Belastingdienst waardoor de gemeente is verzekerd tegen de kosten van de WGA-uitkeringen. Jaarlijks wordt gescand in hoeverre het risico zelf dragen of het  risico particulier verzekeren financieel gunstiger is.

De schattingen voor de kans en de hoogte van dit risicogebied zijn ten opzichte van de 1e tussentijdse rapportage 2015 gelijk gebleven.

Molen De Volharding
Cello-zorg (zorgaanbieder) investeert in grond aan de Molenstraat, de bouw van het participatiehuis en de verbouwing van het molenhuis annex café ‘De Volharding’. Cello-zorg wordt gesteund door een weldoener om de investering te realiseren. De gemeente Best blijft eigenaar van het molenhuis.
Cello-zorg en de gemeente Best gaan een huurovereenkomst voor het molenhuis aan voor een periode van tenminste 20 jaar. Gedurende deze periode kunnen zich omstandigheden voordoen waaronder de voortzetting van de samenwerking niet langer wenselijk is. Partijen hebben in dat kader afgesproken dat Cello-zorg na verloop van een huurtermijn van 10 jaar de mogelijkheid heeft de huur van het molenhuis te beëindigen. In dat geval heeft Cello-zorg recht op een vergoeding van de investeringen in het molenhuis. De vergoeding bedraagt  € 257.500. Dat is 50 % van de geraamde kosten (€ 515.000), die Cello-zorg maakt ten behoeve van de verbouwing van het molenhuis.
Met Cello-zorg is de afspraak gemaakt dat zij de gemeente de gelegenheid geeft om een nieuwe partij te vinden, die bereid is om voor de resterende tien jaar dagbestedingsactiviteiten in het molenhuis te gaan verrichten. Indien de gemeente hierin slaagt, is de gemeente geen vergoeding aan Cello-zorg of de weldoener verschuldigd. Deze afspraak verlaagt de risicokans.

De hoogte van het financiële risico is vastgesteld op € 257.500. De schatting van de kans, dat het risico daadwerkelijk optreedt, is op 10% gesteld.

Grondexploitatie algemeen, Centrumplan en De Vleut
De economische omstandigheden lijken licht te verbeteren. In de nieuwe risicoanalyse is hier voorzichtig rekening mee gehouden als het gaat om de risico's van de grondexploitaties.

  • Grondexploitatie algemeen

Ondanks deze lichte verbetering is de schatting van het financiële gevolg voor de 'Grondexploitatie algemeen' sterk gestegen:
van € 15.467.000 naar € 30.799.000. De belangrijkste redenen voor de stijging zijn:

  • De potentiële gevolgen van juridische geschillen zijn volledig opgenomen.
  • De 'beste schatting' voor de exploitatiegebieden in de jaarrekening 2014 heeft ertoe geleid dat bepaalde kosten niet langer toegerekend zijn aan de grondexploitaties (bijvoorbeeld: onvoorziene kosten). Deze kosten zijn hier opgenomen als risico.
  • De gevolgen van de concrete planvorming van Aarle leiden tot extra risico's.

De schatting van de risicokans voor de Grondexploitatie algemeen is naar beneden bijgesteld van 50% naar 25%. De kans dat de nieuw opgenomen risicopunten feitelijk tot extra kosten zullen leiden is laag ingeschat. Daarnaast is bij de bepaling van het percentage rekening gehouden met de bestemmingsreserve Toekomstige vernieuwing Best (ruim € 7.035.000), die als eerste wordt ingezet bij eventuele tegenvallers.

  • Centrumplan

De schatting van de financiële gevolgen voor het Centrumplan is nihil geworden. De genomen beheersmaatregelen hebben hier hun vruchten afgeworpen. De verwachte kosten voor het Centrumplan zijn in de programmabegroting 2016 verwerkt. Eventuele nieuwe kosten worden alleen dan gemaakt, indien daar nieuwe opbrengsten tegenover staan. Daarom is het Centrumplan niet langer als een risicogebied opgenomen.

  • De Vleut

De schatting van de financiële gevolgen voor De Vleut zijn gedaald. De genomen beheersmaatregelen hebben ook hier hun vruchten afgeworpen: het subsidie van de provincie is zekergesteld.
De kans, dat er tegenvallers bij De Vleut ontstaan, is gelijk gebleven ten opzichte van de 1e tussentijdse rapportage 2015: 90%.

Voor het boekjaar 2016 en verder ontstaat een nieuw risico-aspect voor de grondexploitatie (en andere exploitaties) in de vorm van de invoering van de Vennootschapsbelasting per 1 januari 2016. De financiële gevolgen en de risico's van deze maatregel zijn eind 2015 in beeld. Via een begrotingswijziging maken we de gevolgen inzichtelijk.

De gekwantificeerde risico's met een mogelijke financiële impact zijn als volgt onderverdeeld en apart in de risico-analyse opgenomen:

  • Centrumplan                     €               0 (vervalt)
  • De Vleut                          €     470.000
  • Grondexploitatie algemeen € 30.799.000(*)

(*) Toelichting:
Er is een bestemmingsreserve Toekomstige vernieuwing Best voor een bedrag van € 7.035.000 per 1 januari 2016 rekening houdend met de aangegane verplichtingen over de periode tot en met 2019. Deze reserve wordt als eerste aangesproken op het moment dat financiële risico's tot feitelijke tegenvallers leiden. De bestemmingsreserve vormt geen deel van het beschikbare weerstandsvermogen. Daarom is de bestemmingsreserve hier in mindering gebracht op het totale risicobedrag voor de Grondexploitatie algemeen. Voor dat deel is namelijk geen  weerstandsvermogen noodzakelijk: dat is al geoormerkt aanwezig. Het effect hiervan zien we terug in een lage risicokans.

Ter vergelijking de laatste risicocijfers van april 2015 uit de 1e tussentijdse rapportage 2015:

  • Centrumplan                      €  1.765.000
  • De Vleut                           €  1.448.000
  • Grondexploitatie algemeen  € 15.467.000

2 Kwantificeren van risico's

Inventariseren en kwantificeren

De risicogebieden zijn per 1 september 2015 geactualiseerd. Hierbij zijn de kansen dat de risico’s optreden en de verwachte negatieve financiële gevolgen opnieuw in beeld gebracht. Op basis van de nieuwe inventarisatie zijn de risicogebieden naar hun 'invloed' gerangschikt in tabel 2.
De tabel geeft antwoord op de vraag: welke risicogebieden hebben nu de meeste invloed op de benodigde weerstandscapaciteit?

Tabel 2: Belangrijkste financiële risico's

Risiconr.

Risico

Gevolgen

Kans

Financieel gevolg

Invloed

1

Grondexploitatie algemeen

Verlaging boekwaarden; lagere opbrengsten grondverkopen

25%

max.€ 30.799.000

82.39%

2

Door de gemeente verstrekte en gewaarborgde geldleningen

Verstrekken van renteloze geldleningen en betaling van borgstellingen

10%

max.€ 5.000.000

4.98%

3

De Vleut

Verlaging boekwaarde; extra lasten niet begroot

90%

max.€ 470.000

4.27%

4

Werkloosheidsuitkeringen, wachtgeldverplichtingen en loondoorbetalingen bij arbeidsongeschiktheid van eigen personeel

Lasten van werkloosheidsuitkeringen, wachtgelden en loondoorbetalingen

90%

max.€ 250.000

3.93%

5

Gemeenschappelijke regelingen (GR)

Hoger lasten door hogere bijdrage(n) aan exploitatie van GR'en

30%

max.€ 300.000

1.49%

6

Aansprakelijkheid en schadevergoedingen

Extra lasten in verband met schadevergoedingen, niet begroot

90%

max.€ 100.000

1.27%

7

Ontwikkeling autonome bevolkingsgroei en woningbouwrealisatie

Structureel lagere algemene uitkering uit het gemeentefonds en lagere opbrengsten van bouwleges en lokale heffingen

50%

max.€ 100.000

0.93%

8

Molen De Volharding

Extra lasten; niet begroot

10%

max.€ 257.500

0.43%

9

Bodemsanering

Extra lasten, niet begroot

10%

max.€ 250.000

0.31%

Toelichting
 (*) De 'invloed' geeft aan in hoeverre een risicogebied bijdraagt aan de benodigde weerstandscapaciteit. Voor de berekening van de  ‘invloed’ maakt het risicomodel niet alleen gebruik van de kans en het maximale financiële gevolg, maar ook van andere grootheden zoals het minimale en het verwachte financiële gevolg. De kans geeft de verwachting aan dat een risico in de komende 10 jaar daadwerkelijk tot extra kosten zal leiden.

Het totale financiële gevolg van alle risicogebieden bedraagt € 37.526.500. Ten opzichte van de laatste analyse in de 1e tussentijdse rapportage 2015 betekent dit een stijging van € 12.589.000. De nieuwe schatting van het financieel gevolg voor 'Grondexploitatie algemeen' is hieraan debet.

Simuleren
Op basis van de ingevoerde risico's is een risicosimulatie uitgevoerd. De risicosimulatie wordt toegepast omdat het reserveren van het maximale bedrag € 37.526.500 ongewenst is. De risico's zullen immers niet allemaal tegelijk en in hun maximale omvang optreden. Aan de hand van de schatting van kans en gevolg per risico, is berekend hoeveel geld er nodig is om alle risico’s financieel af te dekken. Bij deze berekening is een bandbreedte van het financiële gevolg per risico meegenomen. Deze bandbreedte bestaat uit een minimaal, een verwacht en een maximaal financieel gevolg per risico.
De simulatie maakt gebruik van een statistisch model op basis van internationaal vastgelegde ISO 31000 normen. Uit de simulatie volgt met een zekerheid van 90%, dat alle risico's worden afgedekt tegen een bedrag van 14.960.234. Dit is de benodigde weerstandscapaciteit. De keuze voor een zekerheid van 90% is algemeen gangbaar bij Nederlandse gemeenten.

3 Ratio weerstandsvermogen

De beschikbare weerstandscapaciteit bestaat uit het geheel aan middelen uit de vermogenssfeer, dat daadwerkelijk ingezet kan worden om de risico's in financiële zin af te dekken (zie tabel 3).

Tabel 3: Beschikbare weerstandscapaciteit in de vermogenssfeer per 1-1-2016

Weerstand

Huidige capaciteit

Vrije algemene reserve

€ 6.585.000       

Overige algemene reserves

€ 24.200.000

Stille reserves

€  2.245.000

Totale weerstandscapaciteit

€ 33.030.000

De beschikbare weerstandscapaciteit is ten opzichte van de 1e tussentijdse rapportage 2015 met € 2.423.000 gedaald.

Om te bepalen of het weerstandsvermogen toereikend is, dient de relatie te worden gelegd tussen de benodigde en de beschikbare weerstandscapaciteit. De uitkomst van de berekening vormt het ratio weerstandsvermogen.

Ratio weerstandsvermogen =

(beschikbare weerstandscapaciteit)

€ 33.030.000

= 2,2

(benodigde weerstandscapaciteit)

14.960.234

Ten opzichte van de 1e tussentijdse rapportage 2015 (2,7) is het ratio gedaald. De belangrijkste oorzaken van de wijziging zijn de daling van de beschikbare weerstandscapaciteit en de hogere schatting van het financiële gevolg voor het risicogebied 'Grondexploitatie'.

De onderstaande grafieken 2 en 3 geven de beschikbare en benodigde weerstandscapaciteiten respectievelijk de ratio's weerstandsvermogen vanaf 2012 weer.

Grafiek 2

Grafiek 3

Onderstaande normtabel voor het ratio is ontwikkeld in samenwerking met de Universiteit Twente.

Tabel 4: Weerstandsnorm

Waarderingscijfer

Ratio

Betekenis

A

>2.0

uitstekend

B

1.4-2.0

ruim voldoende

C

1.0-1.4

voldoende

D

0.8-1.0

matig

E

0.6-0.8

onvoldoende

F

<0.6

ruim onvoldoende

Conclusie
Het ratio van de gemeente valt in klasse A. Dit duidt op een uitstekend weerstandsvermogen.

Beheersen van risico's
De raad acht een ratio weerstandsvermogen van 2 of meer wenselijk. Daarmee is steeds voldoende weerstandscapaciteit beschikbaar ten opzichte van de risico's.  Zodra de ratio onder deze gewenste waarde dreigt te komen, maakt de raad een nieuwe afweging van het gewenste ratio en neemt de eventueel benodigde beheersmaatregelen.

Op de risicogebieden (zie tabel 2) wordt nadrukkelijk gestuurd met beheersmaatregelen om de kans op schade te beperken. Maatregelen zijn bijvoorbeeld: frequent monitoren, risico’s afwentelen, verzekeren.